Fokkers

Fokkers vermeld op deze pagina zijn lid van de Nederlandse Boxer Club. Tevens hebben zij zich geconformeerd aan het Verenigingsfokreglement.

De verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de pups ligt bij de fokker en niet bij de N.B.C. Problemen dienen dan ook met betreffende fokker te worden besproken en/of opgelost.

FOKKEN MET GEZELSCHAPSDIEREN

De Nederlandse Boxer Club conformeert zich aan de Beleidsregel van het Ministerie van LNVV (Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) van 17 augustus 2023, Departementaal kenmerk WJZ / 19230636, Identificatienummer BWBR0048566, houdende regels over de toepassing van artikel 3.4, eerste en tweede lid* op honden.De fokker is aansprakelijk voor de keuze van de ouderdieren en het fokken van de pups en juridisch verantwoordelijk in het kader van artikel 3.4 van de Wet Dieren.

*Artikel 3.4. Fokken met gezelschapsdieren

1. Het is verboden te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld.
2. In ieder geval wordt bij het fokken, bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk voorkomen dat:

a: ernstige erfelijke afwijkingen en ziekten worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen;
b: uiterlijke kenmerken worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen die schadelijke gevolgen hebben voor welzijn of gezondheid van de dieren;
c: ernstige gedragsafwijkingen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen;
d: voortplanting op onnatuurlijke wijze plaatsvindt;
e: het aantal nesten of nakomelingen dat een gezelschapsdier krijgt de gezondheid of het welzijn van dat dier of de nakomelingen benadeelt.

3. Een hond krijgt binnen een aaneengesloten periode van twaalf maanden ten hoogste éénnest.
4. Een kat krijgt binnen een aaneengesloten periode van twaalf maanden ten hoogste twee nesten of ten hoogste drie nesten in een aaneengesloten periode van vierentwintig maanden.
5. Op het fokken van paarden (inclusief pony’s) en ezels die anders dan voor landbouwdoeleinden worden gehouden, zijn het eerste en tweede lid, met uitzondering van het tweede lid, onder d, van toepassing.